Ik ben er geweest. Neen, niet op het impressionante vrijheidsbeeld, de oase van rust die Central Park is of de zesentachtigste verdieping van het Empire State Building. Neen, de haast heilige plaats waar ik een zonovergoten dag met mijn allerliefste heb doorgebracht, is voor een gigantisch
reclamepaneel op Coney Island. Binnen een tiental dagen zullen hier ’s werelds beste atleten strijden om de mythische titel van hotdog-eetkampioen.
Takeru Kobayashi bevestigt al zes jaar lang de Japanse dominantie in het binnenproppen van Nathan’s beste, waarmee hij in ware guerrillerostijl zijn Amerikaanse Geert-Lambert-look-a-likes op hun vierde juli achter zich laat. Zijn techniek wordt door de kenners van de sport tot in het oneindige geroemd: in tegenstelling tot de klassieke “duwen en hopen dat het door je strot raakt”-techniek, gaat ‘Tsunami’ Kobayashi methodisch te werk. Eerst de worstjes, dan de broodjes. De man houdt er een aardige som geld, een
Japanse tv-show en een week – althans dat vermoeden we - platte, groengele diarree aan over. Wat een held.
Maar er loert een kaper op de New Yorkse kust. Joey Chestnut, zilveren medaille tijdens de vorige editie, slaagde er deze maand in om
59 hotdogs binnen te spelen op de reglementaire twaalf minuten, een verbetering van het record van de Japanse grootmeester (53 en een beetje). Voor het eerst in vele jaren lijkt de mosterdgele kampioenengordel terug te keren naar het schrokkende thuisland. Of wordt het toch
Sonya “de Zwarte Weduwe” Thomas? Wedden voor een hotdog dat Kobayashi er zestig binnenspeelt?