Kaatje
Angst en gelukzaligheid mogen dan al twee emoties zijn die zich elk aan een andere kant van het gevoelensspectrum bevinden, in het bestaan van dit schrijverke grenzen ze vaker dan me lief is aan elkaar. Vandaag was alweer zo’n dag. Maar in tegenstelling tot vorige momenten lijk het eindverdict naar gelukzaligheid te schommelen. Een mooi gevoel is dat. Niets meer.
Ik herinner me nog goed hoe ik vorig jaar met een mooi hemdje aan en een goed reukje op naar een Deinzens kantoor trok voor een zoveelste sollicitatie. Angst dat ik alweer niet zou slagen om de job van mijn leven binnen te halen, gelukzaligheid omdat er toch nog edele lieden bestonden die een jonge kracht als ik de kans willen geven om zich te tonen en te bewijzen. Mijn ontnuchtering was groot toen ik een halfuur later als een uitgewrongen dweil naar buiten kwam. Ik staarde maar wat voor me uit, wetende dat het alweer een grote nul over de hele lijn was. Meer zelfs, ik voelde me vernederd. Geen enkele seconde had de interviewer me de illusie gegeven dat ik ooit iets voor hen zou kunnen betekenen. Ik was een nobody voor haar, een zoveelste parasitaire werkloze die dacht om eventjes snel-snel te scoren. Van gelukzaligheid was geen sprake meer: enkel hopeloze angst dat ditzelfde doemscenario zich nog meermaals zou herhalen. De angst was gegrond: enkele weken later werd ik in het Gentse aan de schandpaal genageld.
Er zijn ook momenten geweest dat het beter ging. Op een warme lentedag werd ik op het kantoor van productiehuis Kanakna gevraagd voor een gesprek. Ik werd er bijzonder vriendelijk onthaald en ondanks het feit dat ik niet gekozen werd, hadden de Peking-Expressmensen me toch in mijn waardigheid gelaten. Voor heel eventjes werd de angst onder een lading hoop weggeborgen. Maar gelukzaligheid, neen, die was er nog steeds niet. Met het verstrijken van de tijd en het verlengen van mijn carrière als uitkeringsgerechtigde nam het gevoel van angst al snel weer de bovenhand. Dit jaar is dat min of meer getemperd geweest, ik ben nu eenmaal opnieuw de schoolbanken gaan opzoeken. Toch schuilde ook daar de vrees voor een zoveelste teleurstelling. Het liep op zijn zachtst gezegd niet van een leien dakje. Voldoen aan mijn studentikoze verplichtingen is geen probleem, maar de organisatie van de nieuwe richting journalistiek aan de Universitair Gent heeft nog last van ernstige groeipijnen. De gedachte dat ik binnen de kortste keren weer dagelijks als een nutteloos hoopje werkloosheid moest opstaan, bracht alweer – jawel – die angst naar boven.
Toen gebeurde er iets vreemd. Ik kreeg een telefoontje van Kaatje. Kaatje vertelde me dat ik weldra aan de slag kan. Angst was plots veraf, gelukzaligheid werd mijn deel. Laten we het voor één keer een tijdje zo houden.
Ik herinner me nog goed hoe ik vorig jaar met een mooi hemdje aan en een goed reukje op naar een Deinzens kantoor trok voor een zoveelste sollicitatie. Angst dat ik alweer niet zou slagen om de job van mijn leven binnen te halen, gelukzaligheid omdat er toch nog edele lieden bestonden die een jonge kracht als ik de kans willen geven om zich te tonen en te bewijzen. Mijn ontnuchtering was groot toen ik een halfuur later als een uitgewrongen dweil naar buiten kwam. Ik staarde maar wat voor me uit, wetende dat het alweer een grote nul over de hele lijn was. Meer zelfs, ik voelde me vernederd. Geen enkele seconde had de interviewer me de illusie gegeven dat ik ooit iets voor hen zou kunnen betekenen. Ik was een nobody voor haar, een zoveelste parasitaire werkloze die dacht om eventjes snel-snel te scoren. Van gelukzaligheid was geen sprake meer: enkel hopeloze angst dat ditzelfde doemscenario zich nog meermaals zou herhalen. De angst was gegrond: enkele weken later werd ik in het Gentse aan de schandpaal genageld.
Er zijn ook momenten geweest dat het beter ging. Op een warme lentedag werd ik op het kantoor van productiehuis Kanakna gevraagd voor een gesprek. Ik werd er bijzonder vriendelijk onthaald en ondanks het feit dat ik niet gekozen werd, hadden de Peking-Expressmensen me toch in mijn waardigheid gelaten. Voor heel eventjes werd de angst onder een lading hoop weggeborgen. Maar gelukzaligheid, neen, die was er nog steeds niet. Met het verstrijken van de tijd en het verlengen van mijn carrière als uitkeringsgerechtigde nam het gevoel van angst al snel weer de bovenhand. Dit jaar is dat min of meer getemperd geweest, ik ben nu eenmaal opnieuw de schoolbanken gaan opzoeken. Toch schuilde ook daar de vrees voor een zoveelste teleurstelling. Het liep op zijn zachtst gezegd niet van een leien dakje. Voldoen aan mijn studentikoze verplichtingen is geen probleem, maar de organisatie van de nieuwe richting journalistiek aan de Universitair Gent heeft nog last van ernstige groeipijnen. De gedachte dat ik binnen de kortste keren weer dagelijks als een nutteloos hoopje werkloosheid moest opstaan, bracht alweer – jawel – die angst naar boven.
Toen gebeurde er iets vreemd. Ik kreeg een telefoontje van Kaatje. Kaatje vertelde me dat ik weldra aan de slag kan. Angst was plots veraf, gelukzaligheid werd mijn deel. Laten we het voor één keer een tijdje zo houden.
Om eerlijk te zijn voel ik me toch wel een beetje bekocht. Ik had gedacht dat het iets met je nichtje zou te maken hebben.
In ieder geval veel succes met de job.
Anoniem
Mag je champignons gaan trekken?
Vertel het ons!
malder
Neen, ik mag uitgeprocedeerde asielzoekers bewaken :). Alhoewel champignontrekkerij ook aanlokkelijk klinkt.
ishku
Bewaken? :/
Met knuppels en tasers enal?
» Een reactie posten